De insolventiepraktijk staat op zijn kop. En wel dankzij de invoering van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA), een nieuw wettelijk instrument om bedrijven in financiële moeilijkheden te herstructureren. Prof. mr. Jako van Hees (FIP) aan het woord over de WHOA: “Een majeure gebeurtenis!”
Dankzij de WHOA krijgen bedrijven bij schuldenafwikkeling niet alleen meer vrijheid dan wanneer de curator of bewindvoerder aan het roer van de sanering staat, ook doen de observator en herstructureringsdeskundige hun intrede. Hoe moet het werkveld hiermee aan de slag?
“Ik zie de WHOA als een big bang. Een majeure gebeurtenis die voor het hele werkveld gevolgen heeft,” stelt prof. mr. Jako van Hees, hoogleraar Insolventierecht aan de Radboud Universiteit. “De WHOA is een verstrekkend instrument om bedrijven in financiële moeilijkheden te herstructureren en schulden te saneren. Dit instrument wijkt nogal af van andere wettelijke insolventieprocedures. Veel aspecten zijn nog niet uitgekristalliseerd, ook omdat er natuurlijk nog geen aansprekende jurisprudentie is. Het werkveld schreeuwt als het ware om handvatten om ermee te kunnen werken.”
Van Hees doelt op de coronapandemie. Veel bedrijven zijn in financiële problemen gekomen door overheidsmaatregelen. “De economische schade is gigantisch. Ik verwacht zeker dat de WHOA in de praktijk heel veel toegepast gaat worden.” De WHOA is volgens hem ook op het juiste moment ingevoerd. “Veel bedrijven keken uit naar de komst van de WHOA. Dat zie je aan de eerste uitspraken die inmiddels zijn gewezen. Ondernemers zijn op 1 januari direct naar de rechtbank gehold.”
Opmerkelijk vindt hij het dat de eerste zaken om MKB-bedrijven gaan. “Bij de politiek leefde de vrees dat de WHOA vooral gebruikt zou gaan worden voor de herstructurering van grote bedrijven. Dit blijkt vooralsnog niet in de praktijk.
De WHOA is vooral bedoeld voor ondernemingen die op zichzelf rendabel zijn, maar door een te zware schuldenlast een sanering van schulden nodig hebben om een surseance van betaling of faillissement te voorkomen. Voor die situatie maakt de WHOA het mogelijk dat de rechtbank een akkoord over het saneren van de schulden goedkeurt. Alle schuldeisers en aandeelhouders van de onderneming zijn door de goedkeuring gebonden aan de inhoud van het akkoord. Ook degenen die tegen hebben gestemd.
Hier werd volgens Van Hees voorheen vaak het faillissement gebruikt om bedrijven met schuldenproblematiek te saneren. “Daar was dat instrument eigenlijk niet voor bedoeld. In Nederland ontbrak echter een wettelijke grondslag om dwarsliggende schuldeisers aan een onderhands akkoord te binden. De nieuwe wet maakt dit wel mogelijk. Dankzij de WHOA kan een faillissement van in essentie gezonde ondernemingen met een hoge schuldenlast worden voorkomen. Ik verwacht dat je minder bedrijven gaat zien die doorstarten na een faillissement, omdat het faillissement minder als herstructureringsmiddel zal worden gebruikt. Ik denk ook dat de WHOA een belangrijke rol gaat spelen bij het herstructureren van bedrijven die nu massaal kleerscheuren oplopen door de coronapandemie. Niemand heeft echt zicht op hoeveel bedrijven het gaan overleven of failliet gaan. Wel verwacht ik dat het aantal WHOA-procedures exponentieel gaat stijgen.”
Niet de curator, maar de schuldenaar staat bij een WHOA-procedure aan het roer. Daarbij kan de rechtbank op verzoek een herstructureringsdeskundige of een observator aanstellen. Beide nieuwe functies met alle taken, verantwoordelijkheden en hun aansprakelijkheid. Interessant vindt de hoogleraar ook de onderverdeling van schuldeisers van de onderneming in groepen. “Daarbij is het zo dat groepen die tegen het onderhands akkoord stemmen, toch verplicht worden om mee te werken. De nieuwe procedure geeft ondernemers meer vrijheid dan wanneer er een bewindvoerder of curator is. Dat kan misbruik in de hand werken.