LIJST VAN WETTEN WAARAAN DE BELASTINGDIENST ZICH NIET HAD MOETEN HOUDEN

Koos Boer roept de Tweede Kamer op om een lijst te maken van wetten die ten onrechte wél worden toegepast. “Bij deze nomineer ik alvast het APV-regime.”

Naar aanleiding van de Toeslagenaffaire heeft Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) verzocht om een overzicht van alle wetten waaraan de Belastingdienst zich in de afgelopen zeven jaar niet heeft gehouden. De Kamerbrief met dit overzicht is inmiddels gepubliceerd. Na een algemene introductie  – waarin omzichtig (geen woordgrap) wordt geworsteld met de begrippen ‘buitenwettelijk’ en ‘onrechtmatig’ – produceren de staatssecretarissen van Financiën in deze brief een lijst met maar liefst dertien voorbeelden uit de praktijk (een psychologisch ongelukkig gekozen getal als je bedenkt dat het niet-limitatieve opsomming betreft (!)) waarin de wet niet juist is nageleefd. Veel nieuws zal de vragensteller niet zijn tegengekomen: alle dertien voorbeelden zijn in de Kamer al besproken. Het staatsrechtelijke uitgangspunt dat de Belastingdienst zich aan alle wet- en regelgeving houdt, blijkt utopisch: de Belastingdienst overtreedt de wet geregeld ten nadele van de belastingplichtige.

Het was na dit alles een andere passage die mijn aandacht trok (p. 3):

“Een eerste onderverdeling ziet op de vraag in hoeverre belanghebbenden nadeel hebben ondervonden van het niet (strikt) naleven van de belasting- of toeslagregels door de Belastingdienst of Toeslagen. Het kan zich immers voordoen dat een afwijking van (formele) wettelijke regels er juist toe strekt om bijvoorbeeld een administratieve procedure te vereenvoudigen en het voor de belanghebbende eenvoudiger en/of gunstiger te maken.”

Ik kan het met bovengenoemde gevallen van een onjuiste wetstoepassing – in bijzondere situaties – van harte eens zijn. Sterker, ik zou – omgekeerd – willen oproepen tot het samenstellen van een lijst van voorbeelden waarin de belastingwet wordt toegepast, maar waarin dat beter niet zou kunnen gebeuren. Ik heb daarbij gevallen op het oog waarbij een belastingplichtige het slachtoffer wordt van wetgeving die op hem/haar eigenlijk niet van toepassing is, maar door een speling van het lot – in combinatie met onbuigzame antimisbruikclausules – toch in een disproportionele belastingheffing wordt betrokken.

Omdat goed voorbeeld doet volgen, noem ik als eerste punt voor op de lijst het APV-regime (art. 2.14a Wet IB 2001). Mij zijn situaties bekend uit de praktijk waarbij buitenlands vermogen dat is ondergebracht een doelvermogen (Anglo-Amerikaanse trust, Stiftung of familiestichting) wordt toegerekend aan iemand op grond van het APV-regime, terwijl die geen enkele beschikkingsmacht heeft over het afgezonderde vermogen. Ook is van misbruik geen sprake, want in sommige gevallen zijn dergelijke fondsen al vele generaties geleden in het buitenland tot stand gekomen – evenmin met een fiscaal motief, maar bijvoorbeeld met de verschrikking van de Tweede Wereldoorlog in het geheugen.

Deze belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporige belastingdruk als de belastingwet wordt gehandhaafd. Anders dan in de parlementaire toelichting – en bij de latere evaluatie van het APV‑regime is beloofd, komen in de uitvoeringspraktijk lang niet altijd maatwerkoplossingen tot stand, omdat de wet nu eenmaal de wet is.

Bij deze nomineer ik dus het APV-regime. Het is wat mij betreft aan de nieuw gekozen Tweede Kamer om zo snel mogelijk werk te maken van de completering van deze lijst met wetten waaraan de Belastingdienst zich niet had moeten houden.

Related Posts

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.